Groene overweging op basis van lezing Matteüs 20: 1-16 (plukkers in de wijngaard)
Door Marjolein Tiemens-Hulscher - september 2012
Koninkrijk der hemelen
Bent u wel eens naar het geldmuseum in Utrecht geweest? Nee? Het is echt een aanrader om daar heen te gaan, al of niet met uw kinderen of kleinkinderen. Toen wij er met ons gezin waren ging er een wereld voor mij open. Zo werd aan de bezoeker de vraag gesteld waard de meeste Nederlanders voor kiezen.
- Jij krijgt 50.000 euro en je buren krijgen 25.000, of
- Jij krijgt 100.000 euro en je buren krijgen 200.000 euro.
Waar zou u voor kiezen?
Het blijkt dat ‘de Nederlander’ niet gaat voor het grote geld. Die kiest voor de 50.000 euro. En waarom? In dat geval krijgt de buurman minder dan hij of haar zelf. Voor mij was dat een eye-opener. Misschien was ik wel te naïef dat ik dat niet eerder door had. Blijkbaar streven wij als mens er naar om steeds meer en meer te verkrijgen en het liefst nog een beetje meer dan de ander. Zo kunnen we heel tevreden zijn met bijvoorbeeld de nieuwe televisie, auto of smartphone, totdat we er achter komen dat de buurman, familie of vrienden een nog grotere of mooiere hebben. Dan is die van ons zelf opeens niet goed genoeg meer. Of dit verschijnsel nu komt doordat we het niet kunnen verdragen dat een ander het beter heeft of doordat we ons ten opzichte van de ander benadeeld worden, zal in het museum wel aan de orde geweest zijn, maar ik weet het niet meer. Misschien dat u het weet.
In het evangelie voelden de plukkers van het eerste uur zich in ieder geval benadeeld ten opzichte van de laatst aangekomen plukkers. Zij hadden immers langer gewerkt en toch kregen ze hetzelfde als de mensen die maar kort hadden gewerkt. Maar stel nu dat ze niet hadden geweten wat de andere plukkers hadden gekregen. Dan waren ze misschien wel tevreden geweest met de van te voren afgesproken beloning die ze kregen en er van kunnen genieten. Maar nu ze konden vergelijken voelden ze zich tekort gedaan. Maar doen we onszelf eigenlijk niet tekort als we steeds maar vergelijken met een ander? Als we begeren wat van een ander is? Of eigenlijk nog erger, dat we nog meer begeren dan wat de ander heeft? Vanuit dit gezichtspunt komt het tiende gebod ‘Gij zult niet begeren wat van een ander is’ in een ander daglicht te staan. Niet zo zeer ter voorkoming dat je verkeerde dingen gaat doen als stelen of een moord plegen. Nee, het stelt je in staat om zelf gelukkiger te zijn. Om tevreden te zijn met wat je zelf hebt. Om dat te koesteren en er van te genieten, ongeacht wat de ander heeft.
Dat brengt me bij de eerste zin van het evangelie en tevens bij het thema.
Het koninkrijk der hemelen. Wat stellen we ons daar eigenlijk bij voor, vroeg ik me af. Hoe ziet uw koninkrijk der hemelen eruit? Heeft u daar een beeld bij?
Ik kan me wel vinden in het beeld dat Harry Pals, de predikant van de Oekumenische Studentengemeente in Utrecht schetst. Misschien kent u zijn naam als schrijver van het links manifest. In een interview in Trouw zei hij: ‘Ik heb het gevoel dat de Bijbelse traditie staat voor gerechtigheid, duurzaamheid en samenhang. Die waarden moeten we naar vandaag toe vertalen.’ Ik denk dat wij, u en ik als Christenen in de samenleving vanuit ons geloof een voorbeeldrol kunnen vervullen om die gerechtigheid, duurzaamheid en samenhang invulling te geven. Om zo samen te werken aan het koninkrijk der hemelen, het koninkrijk Gods.
Met het koninkrijk der hemelen gaat het als met de landeigenaar. Hoe verging het de landeigenaar? Hij wilde iedereen die voor hem gewerkt had evenveel geven. In zijn ogen was dat rechtvaardig. Iedereen had immers geholpen de oogst binnen te halen. Zonder de hulp van de laatste plukkers was het niet gelukt. Dan was het doel niet gehaald.
Samen werken we aan een rechtvaardige, duurzame wereld en samenleving. Ieder naar zijn of haar eigen vermogen, naar zijn of haar eigen kunnen. Dat valt nog lang niet altijd mee in onze zeer materialistisch ingestelde maatschappij met een haast onvoorwaardelijk geloof in economische groei en een fixatie op het allesbeheersende bruto nationaal product. Naar mijn idee wordt de samenleving hierdoor sterk ontwricht. Alles moet maar meer en meer. Blijkbaar hebben we nooit genoeg. Kijk maar naar de bonussen van de bankdirecteuren. De één mag natuurlijk niet onder doen voor de ander, want dan lijd je op het minst gezichtsverlies.
De theoloog en schrijver Hans Bouma schrijft in zijn boek ‘Duurzaam leven’ (tussen haakjes ook een aanrader en ik wil degene die dit boek bij de boekenbeurs heeft ingeleverd bedanken) Hij schrijft: ‘waren we maar écht materialistisch, dan verspilden we tenminste niet zoveel aan onvervangbaar natuurlijk materiaal.’ Hier zit denk ik veel waarheid in. Als we echt materialistisch zouden zijn dan zouden we ons innig hechten aan onze spullen en er zuinig mee omgaan. Dan beleefden we intense voldoening aan een gerepareerde fiets. Dan waren we gelukkig dat onze dierbare tas weer een paar jaar mee kon door een nieuwe rits. Dan breng je duurzaamheid in praktijk en daarmee draag je bij het koninkrijk der hemelen.
Samen werken aan een rechtvaardige en duurzame wereld en samenleving. We kunnen het. Ons geloof en onze verbinding met de schepping helpen ons daarbij. Door ons geloof in Jezus zijn we verbonden met elkaar. Hij wijst ons de goede weg. Hij, maar ook het werk van zijn Vader, God die hemel en aarde geschapen heeft, laten ons steeds het mooie van het leven zien. Het is een kunst om te genieten van het kleine. Meestal zijn we rijker dan we denken. Want we weten toch allemaal “Geld maakt niet gelukkig’. Geluk zit hem in de kleine dingen, zoals de glunderende lach van een kind, de libelle die over het water scheert. Dat zijn momenten die pakt niemand je af. Dat zijn de dingen die het waard zijn om te koesteren. Dat maakt je een tevreden mens. En daarmee zou ik willen eindigen, met tevredenheid. Tevredenheid is een groot goed. Dan kan je werkelijk genieten van de dingen die je hebt of ontvangt en komt het koninkrijk der hemelen dichterbij.
—
Marjolein Tiemens-Hulscher
September 2012