Hoe wij omgaan met Gods schepping wordt onder meer concreet in onze omgang met dieren. Voor de verantwoording daarover tegenover God en mensen willen wij bij de Schrift te rade gaan. Als we bij het Nieuwe Testament daarop bevragen lijkt dat niet veel op te leveren. Des te meer is er in Tenach te vinden. En veel van wat we daar vinden mag als achtergrond in het Nieuwe Testament verondersteld worden.
In het Protestantisme hebben de dieren nooit veel aandacht gekregen. De rust voor het vee kwam nog wel iedere zondag mee met het voorlezen van de tien geboden, maar de vraag wat dat voor de omgang met de dieren betekent, werd liever met rust gelaten. Tegenwoordig zien we, mede uitgedaagd door de milieubeweging, dat er wel wat meer, en zelfs vergaand, over dieren in Tenach gezegd wordt. Zoals het verbond dat God met de dieren sluit (Genesis 9,10) of dat God mens en dier bevrijdt (Ps. 36). Het dierenbevrijdingsfront lijkt oude papieren te hebben.
Meedoen en meedenken vanuit Tenach
Maar ik denk dat er voor christenen ook nog een andere benadering mogelijk is: langs lijnen van de spijswetten en het daarmee verbonden rituele slachten. Binnen het Jodendom bestaan er zeer uiteenlopende opvattingen over de theoretische achtergrond, praktijk en zin van deze wetten.
Voor het orthodoxe Jodendom zijn het vooral de afzondering, heiliging en zuiverheid van het volk die bepalend zijn. De verantwoordelijkheid voor de dieren hoeft daarin niet mee te komen. Maar er zijn ook stromingen, vooral in het meer liberale Jodendom, die vragen naar de achterliggende betekenis. Dan is het rituele slachten een voor die tijd diervriendelijke manier. En vooral: het niet eten van bloed is verbonden met eerbied voor het leven en het stellen van grenzen aan het geweld, ook tegen dieren.
Het eten van vlees is een door de spijswetten gelegitimeerde, maar ook gereduceerde manier van vlees eten. Vegetarisme is als paradijselijke ideaal ook voor de mens nog altijd een ideaal. Spijswetten met betrekking tot reine en onreine dieren verwijzen terug naar de scheppingsdagen, en zo naar het respecteren van met de schepping gegeven biodiversiteit.
Zo bezien is de Joodse dagelijkse praktijk doortrokken van een omgang met de schepping voor het oog van God, waarin ook het recht van het dier een plaats heeft. Zo kan de diepste bedoeling van de geboden op allerlei manieren vertaald worden naar actuele vragen, ook al zal dat soms om een aan de eigen tijd aanpaste vormgeving vragen. Deze actualisering van het kosher eten duiden ze wel aan als ‘eco-kashrut’.
Wanneer we zo vragen naar de actuele betekenis van veel geboden in de Thora, die ook een universele betekenis kunnen hebben, zou dat ook betekenis kunnen hebben voor het joods-christelijke gesprek over de betekenis van het geheel van de geboden voor christenen. Theologisch is daar voor christenen ook alle aanleiding toe. Het universele Noachidische gebod van het niet eten van bloed, wat op het in Handelingen 15 beschreven eerste concilie van de kerk voor de heidenchristenen werd overgenomen, heeft nog nooit een brede discussie en beweging in de kerk opgeroepen. Zou de ecologische crisis Joden en christenen niet in een nieuwe praktijk kunnen samenbrengen?
De Messias en de dieren
In het Nieuwe Testament is er één tekst over dieren die er uitspringt: ‘Veertig dagen bleef hij in de woestijn, waar hij door Satan op de proef werd gesteld. Hij leefde er te midden van de wilde dieren, en engelen zorgden voor hem.’ (Marcus 1,13). De wilde dieren kunnen als bedreigend worden gezien. Een bedreiging waarvoor de engelen Jezus beschermen. Maar er staat niets van bedreiging. In Tenach hebben rechtvaardigen als Job en Daniel niet te vrezen voor wilde dieren. Zo kan Jezus hier beschreven worden als een rechtvaardige. Dat is een Jezusbeeld waarin joden en christenen zich kunnen herkennen.
Wij kunnen de tekst ook zien als een verwijzing naar Jezus als de nieuwe Adam die, zoals Adam in het paradijs, in vrede leefde met de wilde dieren. Of nog verdergaand: als een verwijzing naar het messiaanse rijk zoals dat wordt geschilderd in Jesaja 11.
In de nieuwtestamentische apocriefe boeken wordt soms verhaald hoe leeuwen vreedzaam gesprekken hebben met mensen als Paulus. Hoe zou dat hier in de woestijn gegaan zijn? Zou Jezus ook met de dieren gecommuniceerd hebben, door het zuchten van de nog niet bevrijde schepping, waaronder dieren, te horen?
Volgens Paulus zucht de schepping in de verwachting van het openbaar worden van de kinderen van God. Zou Jezus ze gerustgesteld hebben, dat in zijn komst die definitieve verlossing wordt aangezegd en verzekerd?
Maar de messiaanse toekomst is nog niet voltooid. Dat mag Joden en christenen in het doen van de Thora samenbrengen, ook in verantwoordelijkheid tegenover dieren.
- door Hans Schravesande - oktober 2014
Eerder verschenen in "Kerk & Israel Onderweg"
De afbeelding van de kleurrijke haan komt van www.hetvaraantje.nl