Regelmatig lees ik artikelen of boeken over duurzaamheid. Vorige maand zag ik een nieuwe boek van de bekende ecoloog Edward O. Wilson. In een recensie wordt hij door Bionieuws, het vakblad voor biologen, de meest vooraanstaande ecoloog van dit moment genoemd. Wilson is een groot pleitbezorger voor behoud van biodiversiteit en heeft in zijn leven het belang ervan grondig onderzocht en in alle toonaarden aangegeven en aangeprezen.
In zijn nieuwste boek, in vertaling ‘De halve aarde’ geheten, pleit hij ervoor om de halve aarde terug te geven aan de natuur. Dan stopt de toenemende uitsterving van soorten en kan de biodiversiteit zich herstellen. De huidige menselijke populatie zou dan genoegen moeten nemen met de ander helft.
Dat laatste moet volgens Wilson zeker mogelijk zijn met de huidige technologie en wetenschappelijke kennis. Persoonlijk betwijfel ik ten zeerste of dat laatste mogelijk is met 7 miljard mensen en ben het met Bionieuws eens om het boek te bestempelde als een laatste wanhoopsoffensief van deze inmiddels 87 jaar oude nestor van de ecologie. Wat niet wegneemt dat Wilson heel enthousiast en inspirerend kan vertellen over alles wat leeft en groeit en ons altijd weer boeit, om de oude Fop Y Brouwer nog eens aan te halen.
De reden waarom ik hier een K&M column aan wijdt is het aanhalen van Bijbelteksten door Wilson. De tijden dat wij te pas en te onpas de Bijbel aanhalen om ons eigen gelijk te onderstrepen is gelukkig voorbij. Wat niet wegneemt dat teksten over vruchtbaar zijn en de aarde bevolken en over het beheren van en heersen over de aarde belangrijke leidraden zijn in het Christelijk geloof en de Christelijke moraal. Daarmee staan ze ook aan de basis van het antropocentrisch en egocentrisch denken in de huidige westerse wereld.
Wilson stelt daar andere teksten tegenover, waaronder Job 38: 16 – 19 ( Reikt uw begrip zo ver als de breedte van de aarde?) en Paulus, die ons in 1 Korintiërs 2: 9 oproept om te zoeken naar ‘wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord’. Het zijn teksten die ons oproepen tot een levenshouding van verwondering en eerbied voor de wereld om ons heen.
Het meest trof mij de verwijzing naar het scheppingsverhaal, waarin in Genesis 1:20 , zo zegt Wilson, als Gods innige wens wordt beschreven ‘Dat de wateren wemelen van levende wezens, en dat het gevogelte over de aarde vliege langs het uitspansel der hemelen’. Dus houd ik nu op met zemelen en probeer me in te zetten voor een schepping vol wateren en hemelen die wemelen.
Hans Meek - november 2016