Marjolein Tiemens, 15 april 2021
Na een lezing die ik laatst (online) gaf stelde iemand mij de vraag wat ik ervan vond dat er nu, in coronatijd, zoveel meer mensen de natuur in gaan. Die vraag stelde mij voor een gewetenskwestie.
Mijn lezingen gaan meestal over geloof en duurzaamheid, duurzaamheid als levensstijl van binnenuit. Ik vertel dan dat voor mij daarin drie basishoudingen van belang zijn: verwondering, verbondenheid (alles hangt met alles samen) en dankbaarheid. En dan komt het, om die te ‘ontwikkelen’ moet je naar buiten, de natuur in om die te ontmoeten. Vandaar dus dat die vraag gesteld werd.
Druk in/op de natuur
Ik zou dus heel blij moeten zijn met zoveel meer mensen die gaan wandelen of fietsen. Maar eerlijk gezegd ben ik dat niet. Het is nu vaak zo druk, dat ik het in ieder geval niet leuk meer vind. Dat is natuurlijk heel egoïstisch van mij, het liefst heb ik geen mensen in mijn blikveld (maar ik loop er zelf ook). Maar die drukte is ook storend voor de dieren die in het gebied leven. Tel daarbij op: de auto’s die overal geparkeerd worden, ook waar dat niet de bedoeling is, de honden die loslopen waar dat niet mag, de troep die wordt achtergelaten. Hier stoor ik me erg aan, vooral als jezelf de stilte op zoekt. Maar in wezen gaat het mij om nog wat anders.
Natuur als decor
Ik zou dus eigenlijk heel blij moeten zijn dat er massaal naar buiten wordt gegaan. Dat mensen ervaren dat je je er beter door gaat voelen. Dat ze ervaren dat wandelen in het bos anders is dan op een grote heidevlakte of op een dijk langs de rivier. Dat je in de verschillende landschappen andere planten en dieren ziet. Maar ik vraag me af hoeveel mensen dat ook werkelijk zien en ervaren. Met name wandelaars zijn vaak vooral gericht op elkaar en haast voortduren met elkaar in gesprek, wat op zich natuurlijk ook heel zinvol is. Maar daarbij hebben ze nauwelijks oog voor hun omgeving. Een paar jaar geleden al zei iemand, na afloop van een stiltewandeling, dat ze nu pas het bos echt had gezien, waar ze al jaren kwam. Dus ik vermoed dat veel van de mensen die nu ‘opeens’ de natuur in gaan dit niet met een open blik van verwondering doen en er geen sprake is van een ontmoeting. De natuur blijft als het ware slechts een decor.
Filosoferen
Maar wat ik dan wel weer verheugend vind is dat het deze week de week van de kinderfilosofie is en dat die aansluit bij het thema van de maand van de filosofie ‘De natuur was hier’. Filosoferen is vragen stellen, dat hebben de kinderen al goed in de gaten. En ze vragen zich niet zomaar wat af. “Wat is natuur? Is de natuur altijd goed? Zijn mensen ook natuur? Vragen die Trouws Filosofisch of Theologisch Elftal waardig zijn. Wandelen wordt heel anders als met dit soort vragen op pad gaat. Over ontmoeting gesproken: “Kun je verliefd worden op een steen? En praten met een plant?” Het nadenken over ‘antwoorden’ vragen om een open houding van verwondering en dan kunnen er mooie dingen gebeuren. Maak je liever een meditatieve wandeling? Probeer dan eens de Laudato si’ wandeling aan de hand van het Zonnelied van Franciscus van Assisi.