De ecologische crisis staat met het stikstofdebat en het boerenprotest op dit moment volop in de aandacht. Wat heeft het liberale christendom hierover te melden?
Rick Benjamins onderzoekt de relatie tussen vrijzinnig en groen aan de hand van vier denkers, onder wie Albert Schweitzer en Catherine Keller, en staat aan het slot van zijn verhaal ook even stil bij de groene theologie van Trees van Montfoort. De stelling dat mensen alleen maar deel van de natuur zijn, schiet zijns inziens tekort.
De ernst van de ecologische crisis dringt steeds dieper door, niet alleen in de samenleving maar ook in de theologie. Vanouds kan de christelijke theologie, die tegenwoordig regelmatig in het beklaagdenbankje staat, moeilijk groen genoemd worden. Dat geldt ook voor haar liberale vormen. Daarom is het zinvol de relatie vrijzinnig en groen nader te onderzoeken. Zo’n onderzoek moet wat mij betreft leiden tot nadere reflectie en niet tot gemakkelijke antwoorden. Er is (zelf)kritiek nodig op vrijzinnige visies die de mens als heerser boven de natuur hebben geplaatst, maar de stelling dat mensen alleen maar deel van de natuur zijn, schiet ook tekort.
Albrecht Ritschl en Albert Schweitzer
In de liberale theologie van de negentiende eeuw ligt een grote nadruk op de menselijke geest en de menselijke vrijheid. Het is een tijd van grote veranderingen (industriële revolutie) waarin de mens steeds minder speelbal van de natuur wordt en voor zichzelf een steeds grotere vrijheid ontwikkelt. In die nieuwe wereld proberen theologen het christendom te laten aansluiten bij deze ervaring van mensen. De waarheid staat niet in één boek van de Bijbel maar kunnen we zelf onderzoeken. Wij zijn geen verloren zondaars maar denkende mensen die zichzelf kunnen verbeteren. Door evolutie en ontwikkeling kunnen wij ons voortbewegen naar een gemeenschap van vrije mensen als einddoel van de geschiedenis, die in de theologie koninkrijk van God genoemd wordt.
In de Duitse liberale theologie is Albrecht Ritschl (1822-1889) een belangrijke figuur geweest. Hij legde een grote nadruk op het bijzondere van de menselijke geest, zoals dat in de filosofie ook gebeurde. Die geest komt weliswaar uit de wereld op, maar kan ook afstand nemen van de wereld. Hij kan over de wereld nadenken, hij ordent de wereld en heerst over haar met zijn denken. Enerzijds hoort de menselijke geest dus bij de natuur, anderzijds is hij door zijn vrijheid, creativiteit en besef van plicht ook anders dan de natuur. De natuur wordt geregeerd door wetmatigheden en gaat bruut te werk. Mensen kunnen zich daarvan losmaken en worden niet geregeerd of gedetermineerd door de natuurwetten. Ritschl stelt nu dat de christelijke opvattingen van rechtvaardiging en verzoening de mens vrij maken en de mens heerschappij geven over de natuur en onafhankelijkheid van de wereld
Vandaag de dag zijn we onmiddellijk alert als we dit horen. Daar gaat het fout, zal menigeen zeggen. De wil om de natuur te beheersen is uitgelopen op de klimaatproblematiek, de vervuiling van water en lucht en de uitputting van de aarde. Wij onderstrepen graag dat we weer moeten leren om met de natuur te leven, en niet om de natuur te beheersen. Voor een deel ben ik het eens met die kritiek. Maar let goed op. Want heerschappij over de natuur betekent voor Ritschl twee dingen. Het betekent niet alleen dat we de natuurkrachten maar ook onze eigen natuur kunnen leren beheersen. Mensen dienen ook hun eigen zondige natuur, hun driften, egoïsme en andere impulsen te overwinnen om werkelijk vrij in gemeenschap te kunnen leven. Daarbij helpt de christelijke godsdienst met zijn boodschap van vergeving, rechtvaardiging en verzoening. Die godsdienst geeft mensen hiertoe de zedelijk kracht die hen aanzet tot ethisch verantwoordelijk leven. Het probleem van onze tijd is dan dat we wel de natuur, maar niet onze eigen natuur overwinnen. Sterker nog, we volgen onze eigen natuur bijna ongeremd in een plundering van de natuur buiten ons.
Albert Schweitzer (1875-1965) heeft dat ook gezien. Hij constateert in zijn werk dat het ons ontbreekt aan goede ethische richtlijnen. We hebben een enorme technische ontwikkeling doorgemaakt, maar geen goede ethiek meer om die in goede banen te leiden. Schweitzer formuleert dan de eerbied voor het leven als een belangrijk ethisch principe. Wij hebben eerbied nodig voor al het leven. Wij zijn zelf leven, dat leven wil. Maar dat leven is veel groter dan alleen ons leven. Ik ben leven te midden van leven dat leven wil. Alles wil leven en voor dat leven moeten wij eerbied hebben.
Dat is een prachtig ethisch beginsel voor een verantwoordelijke levenshouding. Toch is daar ook een kanttekening bij te plaatsen. De natuur zelf kent namelijk geen eerbied voor het leven. In de natuur kan elk leven alleen maar overleven ten koste van ander leven. Eerbied voor het leven kan zich alleen in de mens ontplooien, omdat de mens een denkend wezen is. Een wezen dat niet alleen wil leven, maar ook kan bedenken dat ander leven wil leven en daarom besluit met dat leven solidair te zijn. De mens heeft misschien niet per se eerbiedwaardiger leven dan planten of dieren, maar is wel de enige levensvorm die tot eerbied van het leven kan komen.
Hans Jonas
In de jaren ‘90 raakte ik gefascineerd door het werk van de joodse filosoof Hans Jonas (1903-1993). Hij ontvluchtte Duitsland onder het nationaalsocialisme en bracht de tweede helft van zijn leven door in Amerika. Daar hield hij zich vooral bezig met een filosofische biologie en met ethiek in relatie tot de moderne technologie. Daarover schreef hij twee belangrijke boeken: ‘Das Prinzip Leben’ en ‘Das Prinzip Verantwortung’. In die boeken is hij serieus bezorgd over het voortbestaan van het leven.
In grote lijnen stelt Hans Jonas dat wij in een moderne technologische samenleving leven terwijl we er een ethiek op nahouden die stamt uit een voor-moderne wereld. ‘Heb je naaste lief’ of ‘wat gij niet wilt dat u geschiedt’ zijn mooie ethische grondhoudingen, maar ze geven geen antwoord op onze huidige problemen. Onze ethiek is volgens Jonas ooit ontwikkeld voor betrekkelijk kleine en gesloten gemeenschappen, maar past niet meer bij onze globale, technologische, wereldwijd vertakte samenleving. Het huidige probleem is dat we op een wetenschappelijk manier naar de natuur kijken als een neutrale, meetbare grootheid, die we met onze techniek kunnen beheersen. Ethici ontwikkelen wel theorieën maar zijn, in hun streven naar wetenschappelijkheid, heel terughoudend als het gaat om levens- of wereldbeschouwing. Daarmee zetten ze een rem op hun eigen theorieën. ‘Enkel de religie lijkt nog te beschikken over een besef dat natuur, leven en geest eigen rechten hebben en gedrag voorschrijven’, aldus Jonas.
Jonas heeft een ‘mythe’ geschreven waarin hij God ter sprake brengt in verhaalvorm. Volgens hem is de mythe de beste manier om over God te spreken, omdat je daarin vermoedens kunt verwoorden en aan wezenlijke zaken kunt raken, zonder dat je daarover een theorie hebt of pretendeert dat je wetenschappelijk bent. Jonas vertelt in zijn mythe hoe de godheid zichzelf aan het begin van het wereldproces uitstort of leegschenkt in de wereld. Daardoor kan de wereld of de kosmos zich ontwikkelen. Die ontwikkeling ziet er in grote lijnen zo uit: Vanaf de big bang wordt materie in structuur gebracht. In die materie ontstaat op de aarde leven. In dat aardse leven ontwikkelt zich bewustzijn, zelfbewustzijn en denken. Uit de wereld komt de mens op, die kan denken en zichzelf kan losmaken van de natuur. Die mens wint daardoor vrijheid en kan iets van zichzelf maken. Tegelijk heeft hij besef van goed en kwaad en is hij verantwoordelijk voor zijn eigen daden. Volgens Jonas krijgt die mens nu de zaak van God in handen. God heeft zich uitgeschonken in de wereld om een ontwikkeling mogelijk te maken, en de mens krijgt het beheer over die ontwikkeling. De grote vraag is dan, wat hij met zichzelf en de wereld doet.
Volgens de mythe van Jonas kan God weer worden opgebouwd door de daden van mensen. De godheid heeft zich uitgeschonken in het wereldproces of in de evolutie van het heelal en komt daaruit weer tevoorschijn, getekend door onze daden. God heeft zich uitgegoten in de wereld en wordt weer opgebouwd door de wereld, in het bijzonder door wat wij doen. De mens tekent als het ware het gelaat van God met zijn doen en laten. Daardoor is God net zo afhankelijk van ons als wij afhankelijk zijn van God en van de hele evolutie.
Catherine Keller
De Amerikaanse theologe Catherine Keller (1953) geeft in haar theologie fundamentele kritiek op het soort denken dat mensen op de hoogste trap van de natuur plaatst en hen daarmee eigenlijk tegenover de natuur stelt. De mens hoort niet bij de rest van de natuur. Daarin ziet zij de wortel van de milieuproblematiek en de wortel van een mens- en wereldbeschouwing die eigenlijk alleen maar tot problemen kan leiden. Zij heeft die houding heel scherp beschreven in haar boek Politicial Theology of the Earth van 2017.
Kortweg kun je zeggen: voor Keller ligt het grote probleem van ons huidige denken bij de uitzondering. Wij maken in ons denken voortdurend uitzonderingen, waarbij degene die zich uitzondert macht wil hebben over datgene waarvan hij of zij zich onderscheidt. Wij zonderen ons af van de wereld, om vol te houden dat we macht mogen hebben over die wereld. Maar volgens Keller horen mensen helemaal bij de wereld en staan ze niet boven de wereld. De grondfout van ons denken in uitzonderingen is dat we willen heersen en daardoor onze relaties bederven met de wereld en met anderen.
De denkvorm van de uitzondering trekt volgens Keller door het hele westerse denken en de hele westerse theologie heen. Het is volgens haar juist de theologie geweest die op een bepaalde manier het denken in uitzonderingen op meerdere terreinen heeft gevoed en gesterkt. Niet alleen zondert de mens zich af van de natuur maar de uitzondering gaat verder. De witte mens zondert zich af van de rest van de mensheid, met als gevolg een geschiedenis vol racisme. In de theologie is Christus de uitzondering op alle mensen. Alle mensen zijn zondig en verloren, maar Christus vormt de grote uitzondering en kan als enige de verhouding met God weer herstellen. God, tenslotte, is afgezonderd van de wereld. Er zit een grote kloof tussen hemel en aarde. Keller stelt daar tegenover dat alles uit relaties bestaat. In haar denken is God simpel gezegd het geheel van alle relaties waaruit de wereld is opgebouwd.
Denkers als Ritschl en Schweitzer en zelfs Jonas zijn voor haar niet radicaal genoeg. Zij zoeken naar een ethiek waarmee mensen zichzelf in het gareel houden, zodat ze zich niet te buiten gaan en het leven kapot maken. Maar het probleem zit dieper. De fundamentele fout is dat mensen zich van de wereld en het andere leven hebben afgezonderd. Mede omdat werd geloofd in een God die van de wereld afgezonderd was. Van dat denken moeten we af. God en wij zijn helemaal met de wereld verweven en wij moeten onze relaties met elkaar en met de wereld verbeteren door anders over onszelf te gaan denken.
Ik ga daarin ver met Keller mee. Maar ik vraag me wel af, of de mens niet inderdaad een bijzondere positie inneemt in de wereld. Een mens moet de wereld niet willen beheersen, zoals Ritschl meende. Moraal heeft – anders dan Schweitzer misschien dacht – haar wortels wellicht in de biologie, zoals Frans de Waal betoogt. Maar daarmee is de bijzondere positie van de mens in de wereld, die wordt uitgedrukt met de begrippen ‘geest’ en ‘vrijheid’, niet ongedaan gemaakt. Die bijzondere positie verplicht mensen. Mensen zullen bijvoorbeeld op verantwoorde wijze dezelfde technieken, waarmee ze de aarde vervuild hebben, moeten inzetten om aan haar herstel te werken.
Groene theologie
Tot slot een korte opmerking over het boek Groene Theologie waarmee Trees van Montfoort in Nederland aandacht vroeg voor de ecologie. Daarvoor heb ik veel waardering maar ook heb ik de nodige kritiek. Van Montfoort neemt waar dat het moderne denken een moeizame verhouding heeft tot de natuur, zoals Keller en anderen zeggen dat de mens teveel heeft geprobeerd om de natuur te beheersen en te domineren. In haar betoog benadrukt ze dan ‘het andere wereldbeeld van de Bijbel’. Daarin klinkt de suggestie door dat we beter Bijbels dan modern kunnen zijn. Als we teruggaan naar de Bijbel kunnen we onze moderne problemen oplossen.
Met die bijbelopvatting kan ik niet uit de voeten. De Bijbel is een boek van ruim tweeduizend jaar oud waarmee we niet zomaar over onze huidige wereld kunnen spreken. Het kent ook geen eenduidig beeld rond God, mens en wereld. Daarbij stelt Van Montfoort het probleem helaas ook niet scherp genoeg. De vraag van Keller is namelijk of de Bijbel zelf, en vervolgens ook onze bijbeluitleg, niet in de hand hebben gewerkt dat wij God uitzonderden van de wereld en de mens uitzonderden van de natuur. Dan is de Bijbel minder groen dan gedacht en krijgen we daaruit niet zomaar mee wat ons vandaag de dag te doen staat.
Rick Benjamins
Prof. Dr. Rick Benjamins is docent dogmatiek (PThU) en bijzonder hoogleraar vrijzinnige theologie vanwege de VVP (PThU/RuG)
Dit artikel verscheen eerder in juni 2022 in liberaalchristendom.wordpress.com
De bijbelopvatting die Rick Benjamins mij toedicht, herken ik niet. Ik zet inderdaad 'het andere wereldbeeld van de Bijbel' tegenover het moderne denken, maar suggereer daarmee niet dat we als we maar teruggaan naar de Bijbel we onze moderne problemen op kunnen lossen.
Ik schrijf o.a. 'de Bijbel gaat niet over de ecologische crisis van onze tijd [...] De Bijbel kan geen oplossingen bieden voor een crisis die er nog niet was. Er kan in de Bijbel wel een analogie of een bredere categorie gezocht worden waarbinnen vragen rond geloof en duurzaamheid vallen. [...] Vanuit mijn analyse van de ecologische crisis als een crisis van ons wereldbeeld, is de bredere categorie de relatie tussen God en de aarde en de plaats van mensen daarin. En daarbinnen de verhouding tussen menselijk en niet-menselijk leven. Door de Bijbel te lezen vanuit deze theologische categorie, kan de Bijbel oriëntatie bieden in de ecologische crisis. [...] Er is altijd een vertaalslag nodig van de context van de Bijbel naar de onze. Bijbelteksten zijn immers overgeleverd in een proces van voortgaande interpretatie. [...] Het lezen van de Bijbel is deelnemen aan een voortgaand gesprek.' (Groene theologie p. 49-55)
Mijn conclusie is: 'We hebben gezien dat er in de Bijbel verschillende beelden geschetst worden van de relatie God-mensen-wereld. Die relaties worden niet dualistisch ingevuld. Er is juist een grote verwevenheid te vinden van mensen met hun medeschepselen en een grote verbondenheid van God met de aarde en de kosmos.' (p. 142)